Zijn werkzaam leven, vrij direct na de oorlog, was overal ter wereld, behalve in Australië en Nieuw-Zeeland. Daarbij had hij altijd veel contact met de lokale bevolking. Door dat intense samenwerkingsverband kwam in gesprekken ook religie ter sprake en het begon hem op te vallen dat mensen overal ter wereld met dezelfde vragen zaten. Wat was de bedoeling dat ze hier op aarde waren en alle ellende en ziekten moesten meemaken? Alleen bij verschillende aanhangers van de leer van Boeddha was er de overtuiging dat dit de geest versterkt en hem daarbij ook alerter maakt. Na beëindiging van zijn beroepsleven kreeg hij meer gelegenheid om dit soort ervaringen op zijn manier te analyseren met zijn achtergrond als Nederlands hervormd kind en als jongeman overgegaan naar Christian Science. Daarbij kreeg hij meer inzicht in het universum. Er is een energievorm die puur is en 'LEVEN’ in zijn zuiverste vorm. Elk wezen, hoe klein ook, heeft dan ook een energieconcentratie in en om het lichaam waarvan de intensiteit afhankelijk is van het type wezen en zijn/haar hoedanigheid.

Alle kennis en ervaringen die het betreffende wezen bezit en meemaakt, worden door onze energieconcentratie (EC) aan deze Universele Energie (UE) doorgegeven. Ons leven is dus beslist niet onbelangrijk, al zijn we nietig ten opzichte van onze schepper.